Veel verhalen spelen zich af in het stadje Rommeldam. Hier vindt men onder andere de Kleine Club, waar heer Bommel andere vooraanstaande inwoners van de stad pleegt te ontmoeten voor ontspannende gesprekken. Rommeldam bezit opvallend veel restaurants en cafés, waarvan vele een ongunstige reputatie hebben. De achterbuurten zijn het dankbare werkterrein voor schurken als Bul Super en Hiep Hieper. Maar de stad heeft ook een universiteit en enkele musea, waar o.a. werk van de schilder Terpen Tijn hangt. Door zijn ligging nabij de monding van de rivier de Rommel heeft Rommeldam altijd een grote rol gespeeld in de zeehandel. Het is de thuishaven van het goede schip de Albatros. Kapitein Wal Rus heeft het niet zo begrepen op walrotten zoals heer Bommel, maar aangezien deze goed van betalen is heeft hij menig zeereisje met de Albatros kunnen maken.

Andere steden, zoals Ankerdam, Slothoven en Hussum, spelen maar een minimale rol in de verhalen. Alleen Stuipendrecht komt meermalen voor als concurrent van Rommeldam in zaken als zeevaart en voetbal. 

Kasteel Bommelstein, op loopafstand van Rommeldam gelegen, is het epicentrum van de Bommelverhalen. Bommel heeft het in het vijfde verhaal aangekocht en noemt het sindsdien zijn voorvaderlijk slot. Het is menigmaal zwaar beschadigd door brand of ander onheil en is zelfs ternauwernood ontsnapt aan algehele afbraak. Het is vooral aan Tom Poes te danken dat het kasteel nog steeds fier overeind staat.

Buiten de stad tekent Marten Toonder een oud landschap, zwaar geërodeerd bergland, oud bos en veel heide en onland. Het is bekend dat Toonder na zijn verhuizing naar Ierland daar het land aantrof dat hij altijd getekend had. Het is een land van mysterie en magie. Vooral het Donkere Bomen Bos, een dicht en woest woud dat door de oppassende burger wordt gemeden maar waar veel avonturen van heer Bommel en Tom Poes zich afspelen. Hier ontmoeten zij het kleine volkje dat de natuur helpt zijn eigen wetten na te leven. Ten noorden van het Donkere Bomen Bos strekken de Zwarte Bergen zich uit, een ruig en dor berggebied met onheilspellende plekken zoals de Krookkloof en de vulkanische Schemervallei, in de woorden van Marten Toonder “een akelig stukje natuurschoon, waar maar zelden enig goor daglicht door de dampen dringt“.

“Meer over de geografie van het landschap van de Bommelsaga vindt u in ‘Bommel reisgids’. Raadpleeg de literatuurlijst”.